De oorlog, dat was een toestand die veel erger was, veel onvoorspelbaarder dan de toestand waarin wij nu leven, maar ik ervaar ook deze tijd toch als een periode van stilstand.

En stilstand is achteruitgang. Onze vrijheid is aan beperkingen onderhevig. Dat is natuurlijk goed om besmetting met het coronavirus te voorkomen, maar de prijs die we betalen is hoog. Nogal wat bedrijven gaan failliet of kunnen het hoofd amper boven water houden. Voor heel veel mensen is er geen werk meer. Voor vrijwel alle verenigingen is 2020 een verloren jaar. De mensen in verpleeghuizen missen de vaste bezoekjes van familieleden en zelfs als ze sterven mag er nauwelijks familie bij zijn. Dat is een hard gelag.

Ook op de pastorie is het veel stiller dan voorheen. De dagen glippen als zand tussen mijn vingers door.

Ik mis de kerkdiensten en het koffiedrinken met de komende en gaande man en vrouw. Ik mis de bijeenkomsten met werkgroepen en met de kinderen die zich voorbereiden op de Eerste Communie en het Vormsel. Ik mis ook het op bezoek gaan bij mensen, de contacten met zieken en nabestaanden…

Wel bid ik veel. Daar heb ik nu tijd voor. Bidden is net als sporten: het is stimulerend om het samen met andere mensen te doen, maar je kunt het ook thuis in je eentje proberen.

Zo gaat het ook met mij. Laten we nu het niet anders kan proberen thuis te bidden, zeker nu zoveel mensen ons gebed nodig hebben. Zo blijven we verbonden met God en met elkaar.

In de Tweede Wereldoorlog waren kerkdiensten niet verboden. De kerk bood voor veel mensen een uitlaatklep. Dat is nu niet het geval, maar de mogelijkheid om te bidden en onze zorgen bij God neer te leggen, is er nog steeds. Laten we daar gebruik van maken!