Mijn vorige stukje schreef ik op 1 augustus. Ik eindigde met de wens dat het in Obdam rustig zou blijven tussen het moment dat ik het schreef en het moment dat u het las. Die hoop bleek ijdel. Die wens kwam niet uit.

Op donderdag 9 augustus stierf plotseling Danique Huiberts op de leeftijd van 19 jaar. Op de vraag waarom dat moest gebeuren, hebben we geen antwoord. We hebben er geen verklaring voor.

Van de wil van God weet ik niet veel, maar ik weet toch zeker dat dit niet de wil van God was. God wil dat we iets proberen te maken van ons leven hier op aarde. Gelukkig heeft Danique dat in haar korte leven wel gedaan, maar we hadden haar graag meer tijd gegund. Van sommige mensen is het leven veel te kort, van andere mensen bereikt het leven een respectabele lengte.

Het leven van Piet Stuyt viel in die laatste categorie. Hij stierf op 19 augustus. Het In Memoriam van hem wordt binnenkort geplaatst op de website.

Gelukkig zijn de laatste weken van augustus, inclusief de kermis, betrekkelijk rustig verlopen. En zo zijn we langzaam de maand september ingerold. De scholen zijn weer begonnen en ook het kerkelijk leven heeft zijn gewone gang hernomen.

En er zijn zowaar weer drie kinderen die aangemeld zijn om gedoopt te worden. Het gaat om Sem van Baar, Saar Ursem en Joëlle Ootes. De toediening van het Doopsel vindt plaats op zondag 9 september om 12.30 uur. Pastor Nico Knol is de Doopheer.

Zelf ben ik een groot deel van de maand augustus op vakantie geweest. Eerst een week naar het Franse Taizé, daarna naar Engeland. Over mijn belevenissen in Taizé vertel ik u in het volgende stukje wat meer.

Maar ook in september ben ik weer een paar dagen weg. Het gaat deze keer om een verplichte retraite in het Limburgse plaatsje Tegelen. Ik eindig dit stukje daarom met een gedicht van Toon Hermans dat ik een beetje heb bewerkt.

Ik móet nog zóveel doen, zei Jos,
ik móet nog zóveel regelen,
ik móet nog even naar Den Bosch
en ik móet nog gauw naar Tegelen.

Ik móet nog naar een klooster
En ik móet naar tante Jansie
En als’t uitkomt in mijn rooster
móet ik ook nog op vakantie.

Jos had van reizen geen plezier
want waar hij ook maar kwam
dacht hij al na een dag of vier:
ik wil weer naar Obdam!