Wat stond er hoog op het verlanglijstje van de kerkvernieuwers uit de jaren zestig en wat is er na meer dan vijftig jaar van terechtgekomen…
Als misdienaar moest je vroeger een aantal Latijnse gebeden leren. Die gebeden waren in dialoogvorm. De priester zei iets volgens een vaste formule en als misdienaar moest je daarop antwoorden met een eveneens vaste formule. Een voorbeeld: de priester zei: ‘DominosVobiscum’ en als misdienaar antwoordde je dan ‘Et cum spiritutuo’. Zelf heb ik die tijd niet meegemaakt. Want toen ik opgroeide was het Latijn als liturgische taal zo goed als verdwenen. De gebeden van de mis konden door de priester nu gezegd worden in de taal van het volk. En de antwoorden die de misdienaar vroeger gaf, moesten nu door de kerkgangers gegeven worden. Hoewel veel kerkgangers gehecht waren aan het Latijn en de Latijnse woorden ook wel begrepen, was men in ons land eind jaren zestig massaal overgegaan op het bidden in het Nederlands. Er waren namelijk ook veel mensen die het prettig vonden dat ze in het Nederlands mee konden bidden. En zo werd ‘Kyrie Eleison’ vervangen door ‘Heer ontferm U’. ‘Gloria in excelsis Deo’ werd ‘Eer aan God in de hoge’, ‘Dominus Vobiscum’ werd ‘de Heer zij met u’ en ‘et cum spirotutuo’ werd ‘en met uw geest’. Nu was het zo dat de mis al meer dan vijftien eeuwen gebeden engezongen werd in het Latijn. Duizenden componisten hadden door de eeuwen heen de misgezangen op muziek gezet. Het zou natuurlijk zonde zijn om die missen niet meer uit te voeren.

Gelukkig waren er veel kerkkoren die de mis bleven zingen in het Latijn, zoals ze dat gewend waren. Daardoor raakte het Latijn niet helemaal uit de gratie. Maar daarnaast gingen componisten aan de slag om de nieuwe Nederlandse misteksten van passende muziek te voorzien. Zo kwamen er dus ook Nederlandse gezongen missen in omloop, en uiteraard ook missen in andere talen.

Een vroege voorloper daarvan was de ‘Deutsche Messe’ van Franz Schubert, die uit het begin van de negentiende eeuw dateert. De ‘Deutsche Messe’ mocht tot ver in de twintigste eeuw alleen worden uitgevoerd als de priester tijdens de zang van het koor de teksten voor zichzelf opzei in het Latijn. Naast de missen in de volkstalen kwamen er vanaf de jaren zestig veel liturgische liederen tot stand, vaak op bekende melodieën. Zo ontstond in veel parochies het gebruik om de vaste teksten van de mis te vervangen door liederen. Het waren met name kinder- en jongerenkoren die dergelijke ‘liedjesmissen’ gingen verzorgen. In onze parochie vinden we dit gebruik bij Sing@Victor en ook bij Entre-Deux.

Waar kennelijk geen behoefte aan was, dat was het bidden of zingen van de mis in dialecten. Een mis in het Westfries, ik heb er nog nooit van gehoord. Ik denk dat het ook niet kan. Daarvoor zijn de teksten van de mis te heilig en te bekend. Veel mensen vonden al dat de glans ervanaf was toen het Latijn vervangen werd door het Nederlands.

In het Westfries, onze huis- tuin- en keukentaal, zou er van het heilige helemaal niets overblijven. Dat denk ik zelf ook. Hoe je het ook wendt of keert, ‘Eer aan God in de Hoge’ krijg je niet vertaald in het Westfries of in een ander dialect. Dat heeft ook Herman Finkers goed begrepen. Hij heeft de teksten van de mis op muziek gezet, gebruik makend van het Gregoriaans, een muziekstijl die uit de Middeleeuwen stamt. Als rasechte Tukker vertaalde hij de mis niet in het Twents. Zelfs het Nederlands was voor hem niet heilig genoeg.

Het moest Latijn zijn, met middeleeuws aandoende muziek. ‘Missa in Mysterium’, noemde hij zijn compositie. Vrij vertaald: ‘De Mis die leidt naar het Mysterie’. Het mysterie, daarbij gaat het om de aanwezigheid van God, de komst van Christus wanneer brood en wijn zijn Lichaam en Bloed worden.

De Latijnse teksten en de Gregoriaanse muziek geven kennelijk de meeste openheid voor dat mysterie. Misschien heeft Herman Finkers daarin wel gelijk!